Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [Zain.] De Heere heeft Zijn altaar verstoten. Hij heeft [36]Zijn heiligdom [37]te niet gedaan, Hij heeft de muren [38]harer paleizen in des vijands hand [39]overgegeven; [40]zij hebben in het huis des HEEREN een stem [41]verheven als op den dag eens gezetten hoogtijds. 36. Dat is zijnen tempel. 37. Anders: verfoeid; alsof het een vervloekte plaats ware geworden, waardig dat men er een afgrijzen van heeft. De zin is: Hij kan nu die plaats niet lijden of verdragen, in welke Hij voor dezen een lust en welgevallen gehad heeft; vergelijk Ps.89:40. 38. Te weten van de dochter van Zion; dat is Jeruzalem. 39. Of, besloten. 40. Te weten hare vijanden, en met name de Chaldeen, toen zij de stad en den tempel hadden ingenomen en verwoest, hebben met groten triomf gejuicht, geschreeuwd en geroepen, even gelijk het volk Gods placht te doen op de feestdagen, inzonderheid op de hoge feestdagen, den Heere met vreugdegezang in den tempel lovende; zie Ps.74:4. 41. Hebreeuws, gegeven.